Hypertensie (verhoogde bloeddruk)
Algemeen | Hypertensie in de voorgeschiedenis: geen bloeddrukcontrole mogelijk | Hypertensie, bloeddrukcontrole mogelijk | Mate van hypertensie | Hypertensie met vaatafwijkingen | Hypertensie in eerdere zwangerschap
Combinatiepreparaten (combinatiepil, anticonceptiering en anticonceptiepleister) kunnen een geringe verhoging van de bloeddruk veroorzaken bij vrouwen, die vóór het gebruik van een van combinatiepreparaten een normale bloeddruk hebben. Mocht bij een onderzoek tijdens het gebruik van een combinatiepreparaat de bloeddruk iets zijn gestegen, dan is het risico bij voortzetting van het gebruik van het combinatiepreparaat gelijk aan het risico dat past bij de hoogte van de bloeddruk (zie c). Minipil, prikpil en het subdermaal implantaat Implanon veroorzaken als regel geen veranderingen in de hoogte van de bloeddruk. Bij depotpreparaten (ook bij de Mirena) bestaat enige bezorgdheid vanwege het potentiële hypo-oestrogene effect met daardoor een daling van het HDL. Koperhoudende spiraaltjes hebben geen invloed op de hoogte van de bloeddruk.
Hypertensie in de voorgeschiedenis (incl. hypertensie in de zwangerschap), waarbij het niet mogelijk is de bloeddruk te controleren.
Nadelen van de combinatiepil, anticonceptiering, anticonceptiepleister zijn groter dan de voordelen: cat.3. Bij de minipil is de kans op het ontstaan van trombose enigszins verhoogd, maar minder dan bij de combinatiepreparaten: cat.2. Ook de prikpil, het subdermaal implantaat Implanon en de Mirena worden om dezelfde reden ingedeeld in categorie 2. Koperspiraaltjes kunnen zonder problemen worden voorgeschreven: cat.1.
Hypertensie, die goed onder controle is en bovendien goed kan worden gecontroleerd.
Ook hier indeling van de combinatiepil, anticonceptiering, anticonceptiepleister in categorie 3. De prikpil is ingedeeld in cat.2 i.v.m. de langere werking indien problemen ontstaan. Minipil, het subdermaal implantaat Implanon, Mirena en koperspiraaltjes: categorie 1.
systolisch (bovendruk) 140-159 of diastolisch (onderdruk) 90-99.
Indien er geen bijkomende risicofactoren bestaan en zelfs indien de bloeddruk periodiek kan worden gecontroleerd blijven de nadelen van het gebruik van de combinatiepil, anticonceptiering, anticonceptiepleister groter dan de voordelen: cat.3. Beter is het om een andere vorm van anticonceptie te kiezen. De prikpil is ingedeeld als cat.2 i.v.m. de langere werking indien problemen ontstaan. Minipil, het subdermaal implantaat Implanon, Mirena en koperspiraaltjes kunnen bij deze lichte vorm van hypertensie probleemloos worden voorgeschreven: cat.1.
systolisch (bovendruk) > 160 of diastolisch (onderdruk) > 100.
De combinatiepil, anticonceptiering en anticonceptiepleister worden ontraden vanwege de sterk verhoogde kans op hart- en vaatziekten: cat.4. De minipil en het subdermaal implantaat Implanon kunnen worden voorgeschreven onder periodieke controle van de bloeddruk: cat.2. Voor de prikpil wordt hierbij strikte medische controle geadviseerd: cat.3. De Mirena wordt ingedeeld in categorie 2 en de koperhoudende spiraaltjes in categorie 1.
De combinatiepil, anticonceptiering en anticonceptiepleister worden ontraden vanwege de sterk verhoogde kans op hart- en vaatziekten: cat.4. De minipil en het subdermaal implantaat Implanon kunnen worden voorgeschreven onder periodieke controle van de bloeddruk: cat.2. Voor de prikpil wordt hierbij strikte medische controle geadviseerd: cat.3. De Mirena wordt ingedeeld in categorie 2 en de koperhoudende spiraaltjes in categorie 1.
Hypertensie in eerdere zwangerschap, indien het mogelijk is de bloeddruk adequaat te controleren en deze op het moment van controle normaal is.
Voor de combinatiepil, anticonceptiering en anticonceptiepleister wordt nog enig voorbehoud gemaakt, maar de voordelen van het gebruik van deze middelen zijn groter dan de nadelen: cat.2. Alle andere vormen van hormonale en intra-uteriene anticonceptie kunnen hier probleemloos worden voorgeschreven: categorie 1.
home | copyright | disclaimer | privacy |